Architect | Axel Schultes Architecten, Frank Schultes Witt |
Lichtplanner | Licht-Kunst-Licht, Bonn/Berlijn |
Fotograaf | Rudi Meisel, Berlijn |
Projectlocatie | Berlijn |
De bondskanselarij in Berlijn is niet alleen een opwindend en controlversieel aangemerkt stuk architectuur, maar ook een uitstekend voorbeeld voor de samenwerking van architecten, lichtplanners en armaturenfabrikanten - met als doel een perfecte lichtkwaliteit.
2 mei 2001: het erenhof van de bondskanselarij doorstaat bij de opening zijn eerste vuurproef als coulisse van de mediademocratie. Zelfs de 90 ton zware, stalen sculptuur 'Berlijn' van Eduardo Chillida maakt tegen een dergelijke achtergrond een bijna sierlijke indruk.
Schultes toverde de ruimte om in een symbool: de cirkelvormige trappeninstallatie met zijn daarvoor liggende foyer is het centrum van het gebouw en ensceneert het werk van de regering als ontmoeting, uitwisseling en informeel optreden.
Uitzicht op de kanselarij: sommige perspectieven doen denken aan Schultes' voorbeeld Louis Kahn, maar ook aan andere regeringsarchitecturen van de moderne tijd, zoals Chandigarh of Brasilia.
De architecten van de bondskanselarij confronteerden de lichtplanners met ongewoon nauwkeurige voorstellingen van de werking van de verlichting. Anderzijds was ook de bereidheid tot nauwe samenwerking in de driehoek architect-lichtplanner-armaturenfabrikant ongebruikelijk groot. Er gingen nachten voorbij bij de uitvoerige lichttests op de bouwplaats.
In de zaal van het kabinet zijn laagspannings-halogeen-downlights paarsgewijs gerangschikt. De armaturen zijn regelbaar en kunnen voor verschillende gebruiksscenario's groepsgewijs worden geschakeld.
'Licht uit het gat' - tot deze minimalistische formule kan het verlichtingsconcept in de bondskanselarij worden teruggebracht. Een speciaal, rotatiesymmetrisch betoninbouwhuis neemt de downlights op. Uitvoering en karakteristiek van de downlights zijn individueel verschillend: afhankelijk van het gebruiksdoel worden halogeen-metaaldamplampen of, zoals hier in de NATO-zaal, dimbare halogeenlampen ingezet. Alle plafondopeningen hebben een uniforme doorsnede van 170 mm. De armatuurafsluiting heeft een diepte van 2 cm, is in het plafond verzonken en is voorzien van een shadow-gap.
De bondskanselarij: pathos voor de republiek
van Hanno Rauterberg
Er werd zelden zoveel gestreden over een gebouw. De waarschuwende en de vermaners, de lastmuildieren en mopperaars beleefden dit voorjaar hun grootse ogenblik, toen de bondskanselarij werd ingewijd. Het ambtsgebouw werd bespot als blok en als kolos, als wasmachine en olifantenpoot. En de commentatoren werden niet moe om er telkens weer op te wijzen dat ook kanselier Schröder niet moeilijk deed over de nieuwbouw. Wat eigenlijk een vreugdevolle beleving van de architectuur, een trots monument van Berlijn had moeten zijn, werd een mega-aanstootgevend project. En echter onterecht. Want zonder twijfel behoort het prachtige overheidsgebouw tot de wereldarchitectuur: tot het beste dat in de 20e eeuw werd gebouwd.
Maar toch wil vrijwel niemand daarvan iets weten. Een beetje radeloos staan de voorbijgangers ervoor, enkelen zijn bedremmeld, anderen zijn verontwaardigd. Vooral ergeren ze zich aan de afmetingen van de bondskanselarij en diens ongewone hartstocht voor het vrije vormenspel. Dat de langgestrekte zijvleugels met hun hoogte van 18 meter lager zijn dat het normale huurhuis in Berlijn, dat zelfs de opgebokte kanselarijkubus nog onder de nokhoogte van veel bedrijfspanden aan de Friedrichstraße blijft, kan bijna niemand geloven. Wat aan de bondskanselarij ontbreekt is een buurt, de inbedding in het stedelijk gebied. Dat is de hoofdreden, waarom het gebouw zo'n grote en merkwaardige indruk maakt. Precies zoals opdrachtgever Helmut Kohl dat destijds wenste.
Oorspronkelijk dienden in de 'Band van de bond', een lange gordel van gebouwen in oost-westrichting, alle nieuwbouw van de Spreebogen dezelfde hoogte te hebben om aan de Reichstag de volledige soevereiniteit in de lucht over te laten. Kohl verwierp echter deze ontwerpen van architecten Axel Schultes en Charlotte Frank en boog zich en zijn ministerie over kantoren voor afgevaardigden, bestuurszalen en de Bondsdagbibliotheek. Kohl wilde een teken voor het nieuwe, verenigde Duitsland; een eersteklas, nationaal symbool.
Het is echter niet alleen de dimensie die veel voorbijgangers ergert; ook het ongewoon machtige beeld van de architectuur stuit op onbegrip. In Bonn hadden ze afgezien van grote gebaren. Onder regeren werd daar geen heroïsche activiteit verstaan, maar een complex proces dat geen symbolische lading behoefde. Daarom leek de bondskanselarij in Bonn met zijn donkerbruine, aluminium ommanteling in het geheel niet toevallig op een 'Bank in het Rijnland' (Helmut Schmidt).
Het regeringsgebouw in Berlijn daarentegen dat bijna een half miljard mark heeft gekost, toont een nieuwe wil voor de overheidsesthetiek, een bijna onbezwaarde gunst voor de representatie. Anders dan in de glooiende streek aan de Rijnoever moest de architectuur in de nieuwe hoofdstad aan een grote wedstrijd van tekens en symbolen meedoen tussen alle merktekens van wereldconcerns in de stad, zoals ze bijvoorbeeld op de Potsdamer Platz zijn ontstaan. En toch diende de bondskanselarij noch op een bedrijfshoofdkantoor te lijken, noch zich bijvoorbeeld met neoclassicistische pronkerigheid van de traditionele formules van het overheidsbouwbedrijf in te laten.
In plaats van te pronken omzeilt de architectuur met zachte, vriendelijke gebaren de strenge riten van het protocol. In het erenhof van de bondskanselarij zien bijvoorbeeld enkele pilaren er zo uit, alsof ze zich hebben losgemaakt en de tuin binnengaan. Ze zijn noch rond, noch hoekig, maar merkwaardig zacht vervormd en uit alle overvloed groeit uit sommige boven een boompje, een rotsmisple. Sommige bouwkundige pilaren schijnen de bezoekers zelfs het gebouw binnen te willen leiden. Ze staan half binnen en half buiten. Of ze alleen als coulissen dienen of ook de belastingen van de bovenverdiepingen dragen, blijft onduidelijk.
In sommige delen werkt deze architectuur vrijwel ontketenend, alsof deze zich zou willen optrekken aan de hemel: niets is in rust, alles dringt aan op verandering. Andere delen zien er daarentegen plomp uit, onwrikbaar, bijna afwijzend - en dientengevolge ontwikkelt het geheel in zijn volledigheid een kunstzinnige ambivalentie. Op die wijze zijn de noord- en zuidvoorzijden duidelijk gemarkeerd en maken ondanks de grote ramen een massieve indruk. In het oosten en westen toont het gebouw zich daarentegen zacht en luchtig. Het ensceneert een ruimtelijk drama in vele lagen. Terwijl Schultes dus met geometrische basisfiguren, met cirkel, vierkant en dobbelsteen voor de benodigde overzichtelijkheid en pregnantie zorgt, bevrijdt hij deze verouderd strenge vormen tegelijkertijd uit hun statische omhulsel en laat ze bewegen. Hij laat wanden huilen en borstweringen fladderen; ja zelfs de machtige betonnen plafonds rollen weg als zware golven. Alles wat dit bouwwerk wil, dementeert al bij het aanzwellen: Schultes, de grote hunkeraar en een meester in talmen, die de zielen van de mensen wil vangen en toch bang is voor verstarde ontroering, vindt een architectuur van een dramatische dialectiek uit.
Binnenin ontwikkelt zich uit de tegenstelling van het ordentelijke en organische een ongelofelijke aantrekkingskracht. Overal gaan nieuwe wegen en inkijkjes open. Via zeer uitnodigende opgangen of met de lift gaat men omhoog naar de bovenste verdiepingen en bevindt zich opnieuw in een grandioos, ruimtelijk kunstwerk: er wordt geschreden over een cirkelvormige trap die drie verdiepingen met elkaar verbindt en zich als een zandloper eerst sluit en dan weer opent. Deze trap is meer dan slechts een trap; het is het hart, het driedimensionale programma van de bondskanselarij. Hij kan worden opgevat als een klein amfitheater dat uitnodigt om te heen en weer te gaan en om te flaneren, naar een wisseling van perspectief of richting, naar een ongedwongen uitwisseling, of naar een onvoorziene wending. Waar de bouwmeesters in eerdere perioden teruggrepen op putto's, reliëfs of blazoenen om de plaatsen van de macht aan te kleden, verandert Schultes de ruimte in een symbool.
Het valt op dat het vooral dergelijke overgangsplaatsen zijn, ingangshallen, foyers, loggia's en tuinen die door Schultes met grote toewijding werden ontworpen. De overige ruimten behandelt hij daarentegen met ingetogenheid. Ze zijn allemaal hetzelfde vormgegeven en vergelijkbaar uitgerust, alsof het egalitaire van een democratie ook in het ruimtelijke programma van het officie dient te worden weerspiegeld. Dit in hoge mate volharden in gelijkvormigheid heeft echter ook voordelen: ondanks grote weerstand lukte het om alle circa 400 medewerkers van de bondskanselarij in luchtige, individuele kantoren onder te brengen. Door brede ramen hebben de ambtenaren uitzicht op de wintertuinen die de langgerekte zijvleugels een eigen ritme geven. Ofschoon de werkkamer van de kanselier natuurlijk groter is en het mooiere panorama biedt - zijn de decoratieve inspanningen hier en daar, boven en onder dezelfde. Dat is in iedere ruimte merkbaar.
Duidelijke hiërarchieën wilde Schultes in zijn bondskanselarij vermijden. In plaats daarvan dienden transparantie en doorlatendheid de sfeer te bepalen. Dapper heeft hij geprobeerd om alle afschermingen tegen te gaan. Wanneer er in de streng beveiligde vleugel al geen echte openheid kan bestaan, dan dient ten minste een ruimtelijke doordringing van de sferen te ontstaan. Op straat is er van deze overlapping echter weinig te merken. Er staat namelijk niet alleen een traliehek, maar ook de gladde fronten van de kantoorvleugels laten de voorbijgangers terugdeinzen. Van binnenuit gezien schijnt de doordringing eerder te lukken. Overal kijkt men door spleten en ramen naar het silhouetten van Berlijn - alleen de symbolen de stad zijn te zien; niet de mensen.
De afstand tussen de regering en zij die worden geregeerd, kan het nieuwe gebouw dus niet daadwerkelijk overbruggen. Daarvoor in de plaats overlegt het ten minste de professionele bemiddelaars de mooiste aanbiedingen. Aangezien deze architectuur bijzonder geschikt is als codeteken, geldt deze vooral in de beeldmedia reeds als onontbeerlijk. Meer dan elk ander ministerie heeft de nieuwe bondskanselarij ingespeeld op de behoeften van de verslaggevers. In veel ruimten werden speciaal tv-beamers aan het plafond gemonteerd en natuurlijk is ook de zaal voor persconferenties van een bijzondere finesse. Via een brug betreedt de kanselier de ruimte, verdwijnt dan kort achter een muurschijf en duikt vervolgens als door een verschijningsluik weer op bij het spreekgestoelte. Het mediale spel van zelfweergave, openbaring en camouflage heeft hier een ruimtelijke vorm gevonden.
Voor dit plezier in theatrale barok heeft Schultes veel kritiek gekregen. Mag een kanselier zich zoveel lichtvaardigheid permitteren? Zoveel moed ook voor onduidelijkheden? Juist hier in de Spreebogen, waar Albert Speer destijds zijn megalomane Hal van het volk wilde oprichten? Is het wel toegestaan om hier zo zwaar en tegelijkertijd onbekommerd op te treden, zoals de nieuwbouw dat doet?
Natuurlijk hadden al deze vragen eigenlijk al moeten zijn gesteld, voordat werd besloten om de verwilderde Spreebogen nieuw leven in te blazen en daar de ambtszetel van de kanselier te stichten. Het was te verwachten dat hier met een terugkeer naar het politieke leven van alle dag ook de geschiedenis van de plaats zou verbleken. Dat kan Schultes dus niet worden verweten. Niettemin negeren zijn bevrijde vormen alles wat historisch is: ze hebben noch respect voor de glazen paviljoens van Bonn, noch sluiten ze zich aan bij de stenen tradities van de klassieke vertegenwoordiging van de staat. In plaats daarvan bewandelt Schultes een derde weg, verheft de ruimte tot betekenisdrager en lonkt minstens naar de mogelijkheid om opnieuw te beginnen.
Hij bezorgt de republiek een architectuur die probeert hartstochtelijk te zijn; ook wanneer dit pathos niet naar het eeuwige streeft, niet naar een zelfverafgoding van de macht. In plaats van loodzwaar en autoritair op te treden, in plaats van veiligheid en betrouwbaarheid te beloven, vertelt deze bouw over een grote passie. En ze eist deze ook van politici en voorbijgangers. Niemand mag onbewogen langs kunnen lopen.
Het lukt Schultes om een gebouwd wonder te scheppen dat de emoties lokt en de staatsrechtelijke orde als een dialectisch systeem begrijpt, als iets dat open is, dat geen definitieve perspectieven kent. De sympathieën, ja de liefde van de mensen zal dit gebouw in al zijn ambivalentie wellicht niet voor zich kunnen winnen; maar dat hoeft het dan ook niet. Net zo weinig als destijds de bondskanselarij in Bonn.
Deelnemer aan het project:
Architect: Axel Schultes Architecten, Frank Schultes Witt
Ontwerp: Axel Schultes, Charlotte Frank
Lichtplanning: Licht-Kunst-Licht, Bonn/Berlijn www.lichtkunstlicht.de
Elektrische installatie: Methling, Berlijn/Wesel
Armaturenmontage: Elektro Blitz Mitte, Berlijn
Opdrachtgever: Bundesbaugesellschaft Berlin
Verloop van de bouw:
eerste spade in de grond: Februari 1997
Ruwbouwwerkzaamheden: juni 1997 - oktober 1999
Afbouw: juni 1999 - april 2001
Oplevering: april 2001
Sleuteloverdracht: 2 mei 2001
Technische gegevens:
De bondskanselarij biedt in 370 kantoorruimten ca. 450 werkplekken
Totale perceeloppervlakte: 73.000 m²
Gedeeltelijke oppervlakte zonder bondskanselarijpark: 44.000 m²
Bebouwde oppervlakte (incl. wintertuin): 12.000 m²
Belangrijkste, nuttige oppervlakte: 19.000 m²
Inrichtingen buiten:
Erenhof: 4700 m²
Bondskanselarijtuin: 6400 m²
Bondskanselarijpark: 30.000 m²
Overige:
Hoogte bestuursgebouw: 36 m
Lengte noordvleugel: 182/204 m
Lengte zuidvleugel: 300/335 m
Hoogte zijvleugel: 18 m
Aantal verdiepingen zijvleugel: 5
Souterrains: 2
Aantal wintertuinen: 13
Muur rondom:
Lengte: ca. 600 m
Hoogte: 4,10 m