De waarnemingsgeoriënteerde lichtplanning in de jaren 1960 beschouwde de mens met zijn behoeften als actieve factor in de waarneming en niet meer louter als ontvanger van een visuele omgeving. De planner analyseerde, welke hoofdrol afzonderlijke gebieden en functies hebben. Op basis van deze betekenisvoorbeelden was het mogelijk, de verlichting als derde factor te plannen en op maat vorm te geven. Dit vereiste kwalitatieve criteria en een bijbehorend vocabulaire. Hiermee konden de vereisten aan een verlichtingsinstallatie en de functies van het licht worden beschreven.