Nadere beschouwing laat zien dat de in het netvlies liggende receptoren niet in een gelijkvormig raster zijn gerangschikt. De ruimtelijke verdeling van de kegeltjes en staafjes is niet uniform. Op een punt, de zogenaamde „blinde vlek“, bevinden zich helemaal geen receptoren, omdat daar de gebundelde gezichtszenuwen uitmonden in het netvlies. Anderzijds bestaat ook een gebied met een zeer hoge receptordichtheid, wat fovea wordt genoemd en dat in het brandpunt van de lens ligt. In dit centrale gebied bevindt zich een zeer geconcentreerd aantal kegeltjes. De kegeltjesdichtheid neemt naar de periferie toe daarentegen sterk af. Daar zitten dan weer de staafjes die volledig ontbreken in de fovea.
In tegenstelling tot scotopisch zien wordt niet het volledige gezichtsveld gelijkmatig waargenomen. Het zwaartepunt van de waarneming ligt in zijn centrum. De rand van het gezichtsveld is echter niet volledig zonder invloed: als er daar interessante fenomenen worden waargenomen, dan richt de blik zich onwillekeurig op dit punt dat vervolgens in de fovea wordt afgebeeld en nauwkeuriger wordt waargenomen. Een wezenlijke aanleiding voor deze verschuiving van de kijkrichting is naast optredende bewegingen en opvallende kleuren of patronen de aanwezigheid van hoge luminanties – de blik en de aandacht van mensen kunnen dus ook door
licht worden geleid.
De lichtgevoelige ganglioncellen zijn over het volledige netvlies verdeeld. Zeer gevoelig reageren deze receptoren echter in het onderste gebied en naar de neus toe.